‘We hebben de lat niet lager gelegd’ ‘Maar de resultaten gaan wel achteruit’

De Standaard*

Za. 29 Aug. 2020, Pagina 18

Zij is de practica van de sociale lift, hij is de theoreticus van de excellentie. Een directeur en cognitief psycholoog wikken aan de start van het schooljaar de toestand van het Vlaamse onderwijs. ‘Ik vrees voor privéscholen.’

‘Het is de eerste keer dat ik iemand thuis ontvang die me blokkeert op Twitter.’ Na verschillende virtuele clashes ontmoet Wouter Duyck, cognitief psycholoog aan de UGent, directrice Christine Hannes (41) in levenden lijve. Hannes is directrice van de GO! Spectrumschool in Deurne en Borgerhout. 90 procent van haar 1.150 leerlingen komt uit kansengroepen. De helft had bij aanvang van de coronacrisis geen laptop thuis. Waarschijnlijk minstens evenveel leerlingen geen eigen kamer.

Hannes, die fijntjes opmerkt dat de professor haar eerst blokkeerde, staat in veel opzichten lijnrecht tegenover zijn pleidooi voor intellectuele ambitie en zijn eerder econo­mische visie op onderwijs. Ze strijdt dagelijks tegen schoolmoeheid, planlast en tegenwoordig ook draaiboeken. Ze verdedigt haar leerlingen houtbewerking en automechanica met vuur en pleit voor een realistisch en individueel parcours.

Hoewel ze Duyck vooral kent als criticus, geeft hij vandaag als geen ander richting aan het Vlaamse onderwijs. Tijdens het interview bevestigt de liberaal dat hij nauw betrokken was bij de vorming van het kabinet-Weyts, dat soms om zijn mening gevraagd wordt en dat hij werd gepolst als kabinetschef. ‘Hoewel ik van onderwijsbeleid hou, moet je in die positie te veel instructies volgen. Ik ben iets te eigengereid’, lacht hij. ‘En dan verlies je uiteraard je stem als wetenschapper.’

Toch moet hij nog altijd knokken voor zijn positie in het onderwijsveld. ‘In het buitenland is het evident dat cognitief psychologen meedenken, hier is dat nietzo. Dat ligt mee aan de basis van de huidige malaise. De slechte Pisa-resultaten ( een internationale peiling bij scholieren, red.) bewijzen dat er veel te lang naar gelijkgestelde sociologen en pedagogen is geluisterd.’

Bij Hannes leeft dezelfde frustratie. ‘Wij moeten, als tso- en bso-school voortdurend strijden voor een plaats in het debat.’ De direc­trice heeft geen cijfers en Pisa-resultaten nodig om te merken dat haar leerlingen hard getroffen worden. Niet alleen tijdens de coronacrisis, maar elke dag. ‘Ik merk op school dat het negatieve imago hard weegt op onze leerlingen. We worden systematisch vergeten.’

Kan een doelgroep vergeten ­worden?

Hannes: ‘Ik stel vast dat de eind­termen voor de eerste graad gewoon te hoog gegrepen zijn voor leerlingen in de B-stroom. Er is weinig aandacht geweest voor aangepaste plannen. Het is alsof de experts de eindtermen voor de A-stroom genomen hebben en er enkele eindtermen uitsmeten. That’s it. Terwijl er voor deze leerlingen net meer over na­gedacht moest worden.’

Duyck: ‘De eindtermendiscussie krijgt naar mijn gevoel te veel aandacht. Ik snap het wel, want het is de enige return die de politiek krijgt voor het vele geld dat we het onderwijs geven. Dat levert een heroïsche strijd op, maar het is een schijngevecht. De discussie over de kwaliteit van ons onderwijs wordt verengd tot de eindtermen. Dat is zonde. Ze schieten ook hun doel voorbij. De eindtermen zijn bedoeld als minimum, maar de helft van de jongeren in Vlaanderen haalt ze vandaag niet.’

Hannes: ‘Maar door de lat alleen maar hoger te leggen, lossen we het probleem toch niet op?’

Duyck: ‘Persoonlijk ben ik voorstander om bijvoorbeeld de eindtermen voor wiskunde in het tso en bso te verhogen. Daarnaast moet de discussie verschuiven naar leerwinst. Vandaar mijn pleidooi voor cognitieve basisvaardigheden.’

Ons onderwijs mist intellectuele ­ambitie?

Hannes: ‘Het is niet zo dat we in onze school de lat lager gelegd hebbenWe hebben de lat alleen realistischer gelegdWe zijn ook individueel gaan werken, om het beste in onze leerlingen naar boven te halen. Delockdown heeft dat versterkt.’

Duyck: ‘Ik geloof u graag, maar ik heb nog nooit iemand horen zeggen dat ze de lat lager hebben gelegd. Ik kan alleen naar macrocijfers kijken, maarde resultaten gaan wel achteruit. Dat is volgens mij wel degelijk een probleem in het onderwijs.’

De zesjescultuur in veel scholen stoort mij enorm. De goesting om te leren is bij onze leerlingen het laagste van heel Europa. Men stelt het welzijn te veel voorop. Alles moet leuk zijn. Uit onderzoek blijkt dat goesting vaak voortkomt uit de vaardigheid, en niet andersom. Je moet ze eerst goed leren lezen, voordat ze graag lezen.’

Hannes: ‘Ik pleit echt voor een combinatie. Bij ons komen leerlingen terecht die al schoolmoe zijn. Ze zijn via het watervalsysteem in het tso en bso beland – hoewel ze er vaak niet op hun plek zitten. Ze hebben een groot wantrouwen tegenover het systeem. We moeten het net relevant maken voor die gasten. Anders verliezen we ze. We zijn daarom ook afgestapt van het cijferrapport. We werken met concrete doelen die iedereen moet halen.’

Want vindt u van die kwalitatieve methode, meneer Duyck?

Duyck: ‘Ik hoor mevrouw Hannes zeggen: we werken niet met gemiddelden, maar er is onderzoek dat aantoont dat gemiddelden een positief effect hebbenop leerprestaties. Wat gebeurt er dan met leerlingen die slecht scoren? Het is absurd om leerlingen af te schermen van elke vorm van vergelijking of negatieve feedback. Je laat ze op school in een frustratievrije oase, terwijl het op hun werk anders zal zijn.’

Hannes: ‘Net niet. Leerkrachten evalueren leerlingen zoals ik hen ook evalueer. Die competentie heb je bereikt, hieraan moet je nog werken. Ik ga mijn leerkrachten toch geen zesjes geven.’

Duyck: ‘Het kan inderdaad rijker zijn. Maar ik merk dat veel scholen het gemiddelde laten vallen en “goed gewerkt” als feedback geven. Dat zegt niets.’

Hannes: ‘Hetzelfde geldt voor gemiddelden bij ons. In onze klas 3 elektriciteit zitten vijftien leerlingen. Vijf ex-Okan-leerlingen, vijf leerlingen die overgingen op basis van leeftijd en geen attest lager onderwijs hebben en vijf leerlingen die een A-attest haalden. Wat zegt een gemiddelde dan? En moet ik iemand die 55 procent heeft, feliciteren?’

Moeten we niet meer rekening houden met die nieuwe realiteit?

Duyck: ‘Je kunt er niet omheen dat tieners er nu negen maanden langer over doen om hetzelfde wiskunde­niveau te bereiken als tieners in 2003. Ik weiger toe te geven dat onze kinderen van vandaag minder potentieel zouden hebben dan de arbeiderskinderen van vroeger.’

Hannes: ‘Dat durf ik echt te betwijfelen. Ik zou zelf een Gok-leerling ( Gelijke onderwijskansen, red.) geweest zijn. Het merendeel van mijn leerlingen heeft het nu echt moeilijker. Niet alleen de taal, maar ook de thuissituatie.’

Duyck: ‘Ik vrees vooral dat, als het idee blijft hangen dat de kwaliteit van ons onderwijs slabakt, er privéscholen in Vlaanderen zullen opduiken. Daar zullen onze kinderen niet naartoe kunnen. Het zijn de kinderen van de Marc Couckes van deze wereld, die 12.000 euro per jaar inschrijvingsgeld betalen, die toegang zullen krijgen. Dan pikken ze jouw beste leerkracht in, mevrouw Hannes. Ze bieden hem een bedrijfs­wagen, maaltijdcheques en ­20 procent meer loon aan. Ik word gebeld door rijke industriëlen: “Hoe moet dat eruitzien, Wouter, we beginnen eraan.” Wat gaan we dan doen? Dat zal pas gevolgen hebbenop de ongelijkheid.’

Grootste vrees

Zowel Duyck als Hannes raakten op een onverwachte manier gepassioneerd door onderwijs. Hannes zette de stap na een woelig studie­parcours. Ze voelde zich niet thuis tussen de rechtenstudenten. Ze werd leerkracht om de foute reden: veel vakantie, maar bleef uit passie. Ondertussen is ze negen jaar directeur en herkent ze haar hobbelige parcours bij haar leerlingen. Duyck wijst naar voormalig minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A) als verantwoordelijke. Toen Smet over de brede eerste graad vertelde, kon Duyck niet geloven dat hij beweerde dat we hier als samenleving geen kosten voor zouden betalen.

Duyck: ‘Het is niet omdat je een geneeskundestudent naast een arbeider zet, dat er iets magisch gebeurt. Ik word ook kregelig als ik hoor dat ons onderwijs sociale on­gelijkheid produceert terwijl het al zoveel moeite doet. Niet alleen via Gok-middelen ( extra middelen voor gelijke kansen, red.) maar ook om het feit dat ons onderwijs gratis is.’

Hannes: ‘Maar ons onderwijs is helemaal niet gratis.’

Duyck: ‘Maar het is wel beter dan elders. Bij ons wordt zeven procent van deonderwijskosten privaat gedragen. In de Oeso is het gemiddeld 11 procent.’

Hannes: ‘Wij vragen voor sommige opleidingen een derde van het inschrijvingsgeld van nabijgelegen Antwerpse scholen. We zullen altijd meer jongeren uit kansengroepen opvangen. Daarnaast zijn de technische en beroepsopleidingen erg duur. Er is geen maximumfactuur in het secundair. Wat voor u evident is, is dat voor veel ouders niet.’

Is die groeiende kloof uw grootste vrees, mevrouw Hannes?

Hannes: ‘Ik ben vooral bang dat de Gok-financiering herbekeken zal worden. Ik ben voorstander om er voorwaarden aan te koppelen, maar het gaat wel om een derde van mijn jaarbudget. Het zijn die zeven voltijdse medewerkers die in de coronacrisis om twaalf uur ‘s nachts naar leerlingen belden om ze nog eens te horen. En ze opnieuw te motiveren.’

Duyck: ‘Die middelen kunnen volgens mij toch beter gebruikt worden. Ze moeten dienen om leer­winsten te boeken. De portefeuille opentrekken om het fenomeen van de lege boterhammendoos op te lossen: dat kan toch niet?’

Hannes: ‘Voedsel in de maag van onze leerlingen is directe leerwinst.’

Duyck: ‘Absoluut. Dat ga ik niet ontkennen. Maar dat is een fundamenteel probleem met onderwijs: het wordt verantwoordelijk gesteld voor alle maatschappelijke problemen. Dat kan toch niet. Geef die verantwoordelijkheid aan het OCMW, dan kan u uw centen voor andere doelen gebruiken.’

U pleit al heel lang voor gestandaardiseerde toetsen, die komen er nu.

Duyck: ‘Toen ik dat drie jaar geleden samen met expert Dirk Van Damme opperde, was er veel kritiek. Vandaag is er een grote consensus onder wetenschappers over de meerwaarde van die toetsen.’

Hannes: ‘Verschillende experts spreken dat toch tegen? Wat met het argument van teaching to the test? Ik vrees, als directeur, vooral dat het uiteindelijk toch een ranking tussen scholen zal worden.’

Duyck: ‘Ik wil u geruststellen, mevrouw Hannes. Dat is allesbehalve debedoeling. We hebben er net voor gekozen om meerdere metingen te doen, en cours de route, om de leerwinst te meten. Als u overtuigd bent dat u een goede school bent, moet u zich geen zorgen maken. We gaan u nietvergelijken met een lyceum in Antwerpen.’

‘Ik zie nu toch ook een brede interesse ontstaan bij diverse wetenschappers om de proeven mee te ontwikkelen. Eigenlijk – en dit is een boutade – waren er aanvankelijk maar twee mensen tegen: Raymonda Verdyck en Lieven Boeve ( de hoofden van de twee grootste onderwijsverstrekkers, red.). Ze vreesden te veel inmenging. Maar ook daar zijn de geesten gerijpt.’

Ze organiseren vandaag ook zelf toetsen.

Duyck: ‘Ja, maar ze doen er te weinig mee. Er is een gebrek aan datageletterdheid. Vandaag weet de minister niet wat de goede en deslechte scholen zijn. Ondertussen stel ik vast dat alle internationale onderzoeken erop wijzen dat we erop achteruitgaan. Als er koorts is, schreeuwen dekoepels dat de thermometer kapot is. Ook de oplossingen blijven uit. Waar is het structurele plan begrijpend lezen? Daarom hebben we een monitoringsysteem nodig.’

Hannes: ‘En wat met toetsen voor technische vakken?’

Duyck: ‘We beginnen inderdaad met de algemene vakken, dat zal al moeilijk genoeg zijn.’

Hannes: ‘De focus ligt dus vooral weer op het aso.’

Duyck: ‘Ik ben het er niet mee eens dat mijn verhaal vooral voor de wiskunde-wetenschap in het aso geldt. Het meeste onontgonnen potentieel zit net in uw school, bij de leerlingen van Borgerhout. Het is waar dat die vakken makkelijker vast te pakken zijn, maar we willen ook inzetten op vakken in bso en tso.’

Frustrerend, mevrouw Hannes?

Hannes: ‘Het is heel hard mijn gevoel dat we vergeten worden. De expertise ontbreekt ook. Als je kijkt naar wie er met onderwijs bezig is, komt niemand zelf uit het beroepsonderwijs.’

Duyck: ‘Het blijft een feit dat ik geen goed beeld heb van hoe het er in uw school aan toe gaat. Ik baseer me op macrocijfers. Dat is relevant. Aan de andere kant kan je niet anders dan vaststellen dat er een enorme kloof is tussen leerkrachten en het beleid en de vele -ogen. Dat is een reëel probleem.’

Hoe kunnen we de komende maanden de schade na de coronacrisis beperken?

Duyck: ‘Er gaan sowieso meer leerlingen uitvallen – vermoedelijk meer jongens. De beginsituatie monitoren is alvast cruciaal.’

Hannes: ‘We gaan iedereen uit­gebreid screenen. Ik geloof niet dat we

heel veel leerlingen gaan kwijtraken. Er is hard gewerkt door de leerkrachten om elke jongere aan boord te houden. Ik geloof echt dat we een verschil kunnen maken.

Duyck: ‘Een gemotiveerde leerkracht blijft de beste voorspeller op succes.’

Klaas Maenhout ■

Verschenen in De Standaard, 29 augustus 2020, PDF

Comments are closed.

Post Navigation