‘Alle buurlanden koppelen resultaat aan toegang tot hoger onderwijs’

Onderwijsminister Ben Weyts wil verplichte én bindende toelatingsproeven voor elke opleiding in het hoger onderwijs. Ook onderwijsexpert Wouter Duyck (UGent) vindt dat wenselijk, maar de haalbaarheid lijkt een ander paar mouwen.(MIM)Wat vindt u van het ballonnetje dat Ben Weyts dinsdag opliet in de commissie Onderwijs?

“Ik kan me zeker scharen achter zijn vertrekpunt, namelijk dat het studierendement in het hoger onderwijs heel erg onder druk staat. Sinds studenten vakken kunnen meeslepen, is dat er niet op verbeterd. Vlaanderen is een beetje laks geweest: in alle omringende landen is er een bepaald resultaat gekoppeld aan de toegang tot het hoger onderwijs.

“In het verleden hebben we vooral gefocust op het feit dat studenten niet goed kiezen. Een aantal initiatieven, zoals de SIMON-oriënteringsproef van UGent, tonen nochtans dat we een zeer accurate voorspelling kunnen maken van de slaagkansen. Alleen is die proef vrijblijvend. Aan SIMON neemt zo’n 80 procent van de studenten deel, en het zou kunnen dat net de probleemstudenten zo’n test links laten liggen.”Is zo’n toelatingsproef wel even waardevol voor elke studierichting?

“Ik begrijp dat het zou gaan om opleidingsspecifieke toetsen, dat betekent toch al snel 200 en meer verschillende testen. En die moeten allemaal gevalideerd zijn om een proef bindend te laten zijn. Als er 30 procent kans is dat een student die faalt de richting eigenlijk met succes zou afsluiten, komt de vrijheid van onderwijs in het gedrang. Dat betekent jarenlang testen en opvolgen, geen kattenpis dus.

“Bij geneeskunde, met de numerus clausus, is het bovendien simpel: je laat de 1.000 beste wetenschapsstudenten toe. Een ijkingstoets bij een richting als rechten is al veel moeilijker, die competenties zitten niet in het secundair onderwijs.”Wie niet slaagt, zou de toegang wel niet ontzegd worden. Er zou een verplichte remediëring volgen.

“Dat is inderdaad een beter idee dan de poort sluiten, alleen vraag ik me wel af wie die remediëring, een soort van ‘secundair onderwijs plus’, dan moet voorzien. Als jongeren dan aankloppen bij de universiteit en men kent de regel van drie niet, is zoiets dan de taak van de universiteit? Op een zomercursus van drie weken kan je niet rechttrekken wat twaalf jaar lang is fout gelopen, en er loopt wel wat fout, hoor. In de SIMON-test zegt 63 procent van de studenten dat ‘laakbaar’ geen bestaand woord is.”Is het ook geen zaak van betaalbaarheid? Als die remediëringskosten bij de student komen te liggen, lonkt sociale onrechtvaardigheid.

“Daar ben ik zeker geen voorstander van. Maar een jaar in het hoger onderwijs kost al snel 12.000 euro aan de belastingbetaler en aan de universiteiten alleen zijn er elk jaar 8.000 inschrijvingen van studenten die het jaar erop niet meer op diezelfde banken te vinden zijn. Dat is 96 miljoen euro weggesmeten geld dat je elders perfect zou kunnen inzetten.”Is het niet erg moeilijk om de universiteiten en hogescholen hierover op één lijn te krijgen?

“Dat komt omdat het hele financieringsmodel van het onderwijs steunt op de studentenaantallen. Elke rector of directeur heeft bij het horen van ‘bindende voorwaarden’ dan natuurlijk de reflex: ‘Ja maar, dan snijd ik in het vlees van mijn instelling.’ Zo’n maatregel kan dus niet losstaan van die andere broodnodige discussie: een nieuwe financiering van het hoger onderwijs.”

Michiel Martin

Verschenen in De Morgen, 6 februari 2020, PDF

Comments are closed.

Post Navigation