“Het is doodzonde dat de wil om uit te blinken nog amper leeft” “Je moest eens weten hoeveel scholen net méér vragen dan de eindtermen”

Het Nieuwsblad

Za. 29 Aug. 2020, Pagina 10

De ene is de stormram, de andere de bedaarde professor. De ene de scherpslijper, de andere de nuance zelve. In de ene hoek zit Wouter Duyck, de meest kritische stem in het onderwijsdebat. In de andere Lieven Boeve, de topman van het katholiek onderwijs. De twee botsten al vaak virtueel, maar spraken elkaar nog nooit in levenden lijve. Wij zetten hen voor het eerst écht tegenover elkaar.

Wouter Duyck is cognitief psycholoog aan de UGent. Onderwijs boeide hem maar matig, tot hij toenmalig onderwijsminister Pascal Smet (SP.A) op Terzake de brede eerste graad hoorde verdedigen. “Tegen alle wetenschappelijke bewijzen in”, zegt Duyck. “Het is zijn schuld dat ik hier vandaag zit.” Sindsdien roert hij zich als een duiveltje in een vat wijwater in de discussie over de dalende onderwijskwaliteit. Geregeld kop van Jut: Lieven ­Boeve. Hij is niet alleen de grote roerganger van het ­katholiek onderwijs, maar volgens Duyck ook van de ‘zesjescultuur’ (waarbij leerlingen zich tevredenstellen met het minimaal benodigde resultaat), die ons onderwijs naar de verdoemenis helpt.

Boeve: “Die zogenaamde zesjescultuur, dat doet zo’n onrecht aan alle leerkrachten die fantastisch werk verzetten.”

Duyck: “Onze leerlingen hebben de laagste motivatie om te presteren in heel Europa. Als je dan niet kan zeggen dat we in een zesjescultuur leven, wanneer dan wel?”

En toch zijn ze het ook vaak eens met elkaar. Zoals over de schoolsluitingen door ­corona. “Dat hadden we niet mogen doen”, zegt Boeve. “Ik ging ervan uit dat we toch half mei konden heropstarten. Dat is niet gelukt. We moeten ons ook niet te veel begoochelingen maken voor komend schooljaar: in code oranje dreigt de helft van de onderwijstijd verloren te gaan. We moeten grondig overwegen om ook in die kleurcode niet alleen de eerste graad maar ook de hogere jaren mee te krijgen. Als de cijfers dat toelaten, tenminste.”

Duyck: “Ik begrijp dat voor virologen de virologische ­parameters centraal staan, maar de sociale functie van ons onderwijs is te makkelijk vergeten. We hebben

gezien aan de meldingen in de CLB’s en de signalen van welzijnswerkers dat het niet goed gaat met kinderen in een ­problematische thuis­situatie.”

Hoe groot is de ravage die corona heeft aangericht bij onze leerlingen?

Duyck: “Niemand kan daarop antwoorden. Dat is een van de grote problemen in ons onderwijs: er is geen systematische meting van hoe onze leerlingen presteren. Onderzoek naar lange schoolvakanties en schoolstakingen zijn wel niet geruststellend. Daar zie je de achteruitgang oplopen tot soms vijftig procent, zeker bij kwetsbare ­kinderen. Natuurlijk hadden we nu wel afstandsleren. In veel scholen bleef het verlies beperkt en zal het misschien om tien procent gaan. In andere scholen is de situatie schrijnend.”

Boeve: “Voor leerlingen van het zesde leerjaar was er geen algemeen leerverlies voor wiskunde, Nederlands en Frans, de vakken die we getest hebben in onze interdiocesane proeven (testen die afgenomen worden op het ­einde van het zesde leerjaar, nvdr.). We vermoeden wel dat de verschillen tussen de leerlingen enorm gegroeid zijn. Er is een groep kwets­bare leerlingen waar we ons erg veel zorgen over maken. Daarom is het zo belangrijk dat leerkrachten vanaf 1 september goed inschatten waar hun leerlingen staan, via toetsen, taken en gesprekken.”

Dat doen scholen toch elk schooljaar? Zijn er geen drastischere maatregelen nodig?

Boeve: “Scholen zullen dat nu intensiever en langer doen. En belangrijker is wat ze daarna met die resultaten doen: gericht leerlingen bijspijkeren, in groep of individueel. Dat kan ook door de traditionele klassen te doorbreken. In het lager onderwijs kan je twee klassen van hetzelfde leerjaar anders ­samenstellen voor bijvoorbeeld wiskunde, naargelang het niveau van de leerlingen.”

Duyck: “Die diagnose in het begin van het schooljaar is cruciaal. Neem nu mijn zoon. Die zit in het vijfde middelbaar Latijn-wiskunde en die heeft een jaar lang bijna geen wiskunde gehad. Eerst hadden ze geen leerkracht, en toen brak corona uit. Geef hem dan enkele uurtjes wiskunde extra en doe de lichamelijke opvoeding even vanop afstand.”

Of we schrappen de godsdienstlessen.

Boeve: ( lacht) “Dat vinden wij uiteraard geen goed idee. Voor ons gaat het niet om een keuze tussen vakken. We zullen nooit zeggen dat pakweg aardrijkskunde minder belangrijk is. Wel is het zo dat binnen de vakken bepaalde leerstof belangrijker is omdat je die nodig hebt om verder te kunnen. Denk aan grammatica voor een taalvak. Als je dan minder literatuur doorneemt, is dat het minste kwaad.”

We zaten al met een ­kwaliteitscrisis in ons ­onderwijs. Daar is corona nu bovenop gekomen.

Duyck: “Ik heb veel mensen horen zeggen: Wat is dat nu, drie maanden onderwijs in een mensenleven? Maar je mag die achtergrond inderdaad niet vergeten. Het ­PISA-onderzoek (een internationale kwaliteits­peiling

van de OESO bij scholieren, nvdr.) leert ons dat een vijftienjarige nu al negen maanden meer nodig heeft om even goed te kunnen rekenen dan in 2003. De achterstand door corona komt daar dus bovenop.”

Boeve: “Ik zou het jammer vinden mochten we de kwaliteit van onderwijs beperken tot de PISA-resultaten. Als we binnen tien jaar beter scoren, zullen wij ook niet zeggen dat alles weer perfect loopt. We moeten die cijfers au sérieux nemen, maar het is maar één element in de ­onderwijskwaliteit. In een school leer je ook dingen die je niet met toetsen kan meten.”

Duyck: “Uiteraard is een school veel meer dan testen, maar ze zijn wel een belangrijke voorwaarde voor een onderwijscultuur die inzet op uitmuntendheid. Ik vind het doodzonde dat de wil om uit te blinken nog amper leeft.”

Welke verantwoordelijkheid heeft het katholiek onderwijs in de dalende kwaliteit?

Duyck: “Ik weet dat ik vaak de naam van meneer Boeve laat vallen, maar dat kan ook niet anders. Het katholiek onderwijs is de grootste ­speler op de markt. Bij die schaal en dominantie komt een grote verantwoordelijkheid. Vlaanderen heeft een immens gedecentraliseerd beleid, waarbij meneer Boeve – op de eindtermen na – bijna autonoom is in de besteding van een derde van het Vlaamse belastinggeld. Je kan niet voor alles autonoom bevoegd zijn en voor niets verantwoordelijk.”

Meneer Boeve, u wil niet meer dat onze leerlingen uitblinken.

Boeve: “Kijk naar ons nieuwe leerplan basisonderwijs: daarin is meer aandacht voor wiskunde en taal. Bovendien: je zou eens moeten weten hoeveel van onze scholen door de onderwijsinspectie op de vingers zijn getikt omdat ze meer vroegen dan de eindtermen.”

Duyck: “Als dat waar is, dan is er een probleem bij de inspectie.”

Nochtans zeggen critici dat ook het katholiek ­onderwijs deel van het probleem is.

Boeve: “Het probleem is dat de eindtermen de lat zijn geworden, terwijl die eigenlijk bedoeld waren als ondergrens. Daarom zijn onze leerplannen zo belangrijk. Daarmee dagen we leerlingen verder uit. En wij nemen het engagement om dat in onze nieuwe leerplannen ook te doen. Als het zo is dat onze scholen minder leerambitie hebben, dan moeten we dat er absoluut weer in krijgen.”

Duyck: “Durft u de ambitie uit te spreken om bij de ­PISA-meting van 2024 weer te stijgen voor ­wiskunde en lezen?”

Boeve: “Neen, dat kan ik niet. Wij hebben niet alle randvoorwaarden zelf in handen om kwaliteitsvol onderwijs te verzekeren. Dan heb ik het bijvoorbeeld over onze leraren. We rekruteren niet meer zoals vroeger. Jongeren die nu naar de universiteit gaan, gingen vroeger ook naar de normaalschool om onderwijzer te worden. Het

is een gemiste kans van de regering om niet voluit in te zetten op gemengde teams van masters en bachelors op alle niveaus, dus ook in de basisschool. Het gaat ook over het personeelsbeleid. Directeurs kunnen nu te weinig doen tegen leraren die niet meewillen. Zolang zij geen al te rare dingen doen in hun klas en niet te veel mensen schofferen, heb je daar als directeur geen verhaal tegen. Ook daar wordt het hoog tijd dat de ­regering iets doet.”

Is het niet al te makkelijk om naar eindtermen en de onderwijsinspectie te wijzen?

Boeve: “Wij sturen onze scholen niet rechtstreeks aan. Wij zijn voor katholieke scholen wat VOKA is voor Vlaamse ondernemingen. Wij zijn een netwerkvereniging die adviseert, maar school­besturen kunnen andere dingen doen. Onze pedagogische begeleiding werkt voornamelijk vraaggestuurd. We zetten nu wel sterker in op kwaliteit en treden actief op wanneer scholen slecht scoren.”

Duyck: “De macht zegt ­altijd dat ze de macht niet heeft. ( lacht) Een van de grootste redenen waarom ik mij zo bekommer om het ­niveau van het onderwijs, is omdat ik vrees dat we straks overal privéscholen zullen krijgen. Ik krijg nu al telefoons van industriëlen met de vraag hoe ze een school moeten inrichten. Een van de grootste problemen die we nu hebben, is het lerarentekort. Wat zullen die privéscholen dan doen? Ze zullen de beste leraren overtuigen met een bedrijfswagen, betere werkuren, een laptop… Dán hebben we pas een probleem, van onderwijs op twee snelheden. Dan is het gedaan met de sociale mobiliteit waar ons onderwijs altijd zo in uitblonk.”

Jens Vancaeneghem en Pieter Lesaffer ■

Verschenen in Het Nieuwsblad, 29 augustus 2020, PDF

Comments are closed.

Post Navigation