Cognitief psycholoog Wouter Duyck over zijn nieuwe boek en de achteruitgang van rekenen en lezen – ‘Wie niet goed kan nadenken, kan ook een relatiebreuk minder aan’We zullen zien of de economie over vijf jaar in elkaar stuikt

Morgen publiceert de OESO de resultaten van nieuw internationaal peilingsonderzoek naar wiskunde. Terwijl Vlaanderen vroeger tot de wereldtop behoorde, verwacht niemand nog reden tot feest. Professor cognitieve psychologie Wouter Duyck (UGent) schreef het van zich af in Mijn kind, slim kind.Kelly Van Droogenbroeck

Goede resultaten zouden opvallender zijn dan slechte, zei iemand uit het onderwijs onlangs. Wat verwacht u?

Duyck: “We gaan er al sinds 2003 steevast op achteruit en dat zal nu niet anders zijn. Integendeel, onderzoek toont aan dat de coronaschade bij ons wellicht nog groter is dan bij andere landen, omdat onze infrastructuur en leerkrachten niet goed voorbereid waren op digitaal onderwijs. In 2018 deed een leerling er al negen maanden langer over om even goed te kunnen rekenen als een leeftijdgenoot in 2003. Ik schat dat die leervertraging nu tot vijftien maanden oploopt. We bevinden ons daarmee vermoedelijk nog altijd in de buik van het peloton. Maar twintig jaar geleden waren we voor wiskunde veruit nog het beste land ter wereld.”

We leveren geen wereldtop meer af, maar waarschijnlijk ook niet de slechtste wiskundigen. Dat valt dan precies nog mee?

“Neen, want die sterke daling heeft verschillende nefaste gevolgen. Uit onderzoek weten we dat een jaar leren lezen en rekenen, later 10 procent extra salaris oplevert. Als wij vandaag een generatie hebben met een leervertraging van bijna anderhalf jaar, betekent dat dat de volledige Belgische bevolking op termijn meer dan 10 procent loon zal verliezen. Dus worden er veel minder belastingen betaald en heeft de overheid minder geld om een armoede- of pensioenbeleid te betalen. Bovendien zegt onderzoek dat het effect van de beste presteerders op de economie dubbel zo groot is. Het zijn zij die vaccins uitvinden, er een patent op nemen en een fabriek bouwen in Puurs.”

U linkt de dalende leerprestaties ook aan het afnemende mentale welzijn van jongeren.

“Klopt. Ik pleit voor meer ambitie en streven, en krijg daardoor vaak de opmerking dat dat nefast zou zijn voor het mentaal welzijn. Terwijl het juist omgekeerd is. Als er vandaag meer eetstoornissen en depressies zijn, is dat omdat jongeren zich minder goed cognitief ontwikkelen. Goed kunnen denken is goed kunnen voelen. Wie niet goed kan nadenken, zal een eerste relatiebreuk minder goed kunnen verwerken.”

Maar met een gebroken hart is het natuurlijk ook moeilijk om je op je examens te concentreren. Beïnvloeden de twee elkaar niet wederzijds?

“Absoluut. Alleen is de slinger in het onderwijs nu te veel doorgeslagen naar de ene kant. Er is de illusie dat we jongeren op school onder een glazen stolp kunnen afschermen. Vervolgens is men verbaasd dat kinderen niet opgewassen blijken tegen harde commentaren op Instagram of op het werk. Zolang je niet voorbij hun limieten gaat, mag je leerlingen gerust blootstellen aan een uitdaging.”

Onze hersenen bleven al honderd jaar hetzelfde, schrijft u in uw boek. Waarom presteren Vlaamse leerlingen dan toch steeds slechter?

“Van leraren tot thuistalen tot de kwaliteit van de handboeken: in het onderwijs spelen er altijd honderd factoren mee. Maar wat het meest duidelijk achteruit is gegaan, is ons IQ. Intelligentie is voor de helft genetisch bepaald maar voor de andere helft ook erg maakbaar – anders had onderwijs geen zin – of vernietigbaar. Dat laatste zien we vandaag. En dat komt onder meer omdat we gelijke kansen langzaamaan hebben vervangen door gelijke uitkomsten. Onder dat mom zijn de verwachtingen verlaagd en moet iedereen in de klas naar een zes op tien streven, ook de Gentse Turk die misschien een negen op tien aankon.

“Daarnaast focust ons onderwijs te veel op verbredende vaardigheden, zoals kritisch denken en creativiteit. Natuurlijk is dat belangrijk, maar kunnen lezen en rekenen zijn daar voorwaarden voor.”

U relativeert in het boek de rol van iemands thuissituatie. Nochtans bepaalde afkomst volgens de vorige PISA-ronde bij ons 17 procent van de resultaten, duidelijk meer dan in andere landen.

“Op basis van verschillende onderzoeken situeer ik dat percentage gemiddeld eerder rond de 10 procent. Maar u hebt gelijk, het zou beter nul zijn. Alleen kun je nooit van een school verwachten dat ze de armoede uit de wereld helpt. Als school kan je niet een studeerkamer bouwen voor iemand die op een appartement woont. Wat je wel kan doen, is een leerling in een moeilijke thuissituatie motiveren om na school nog een een uur in de klas te studeren.”

Over het beleid van minister Ben Weyts (N-VA) bent u mild. De Vlaamse toetsen noemt u bijvoorbeeld een ‘bijzondere politieke verdienste’ en ‘historische maatregel’. Aan wie is uw pleidooi dan wel gericht?

“Ik krijg vaak te horen dat ik lief ben voor de Vlaamse regering, maar dat is omdat ik daadwerkelijk vind dat er goed beleid is gevoerd. Onder Weyts is de focus op basisvaardigheden en hoge verwachtingen terug. Alleen is er tijd nodig om de effecten van zijn beleid te zien. Maar in het veld voel ik dat de geesten daar veel minder voor gerijpt zijn. De oplossing voor alle problemen zit niet bij de politiek, maar bij de bazen van de drie grootste onderwijskoepels. Zij bepalen wat er in de klassen gebeurt. Maar zolang de pedagogische begeleidingsdiensten en leerkrachten geloven dat leerlingen zelf de maaltafels kunnen ‘ontdekken’ in plaats van het aangeleerd te krijgen, zullen kinderen niet goed kunnen rekenen.”

KELLY VAN DROOGENBROECK

Verschenen in De Morgen, 4 december 2023, PDF

Comments are closed.

Post Navigation