Als de slimste mens toch faalt

Al vanaf de prille schooltijd is het voor hen een koud kunstje om bovengemiddelde prestaties neer te zetten, waardoor zich voor de omgeving vaak een selffulfilling prophecy ontplooit: dat hun sterk intellectueel potentieel zich vanzelf ontwikkelt en er voor hoogbegaafden dus geen noemenswaardige hindernissen of valkuilen zijn. Wat is hiervan aan?

Tekst: An Swerts

Herinner je je dat fantastische verhaal uit je kindertijd, Matilda, van meesterverteller Roald Dahl? Het liet je via groteske, hilarische maar weliswaar treffende situaties meekijken door de ogen van een hoogbegaafd meisje. De Matilda’s van vandaag zijn een stuk beter af, maar het kan nóg beter, volgens experts. Onze maatschappij richt zich vooral op gemiddelden, opdat er beslissingen worden genomen ten behoeve van zo veel mogelijk mensen. Slechts 2,5 procent van de mensen hebben een IQ van 130 of meer, en zijn wat men noemt hoogbegaafd. Evenveel mensen hebben een IQ van 70 of minder. Beide minderheidsgroepen wijken meer dan twee standaarddeviaties van ‘de norm’ af. Je zou dus verwachten dat ze vanaf hun prille schooltijd ook evenveel aangepaste aandacht en begeleiding krijgen.

niet gestilde leerhonger

“Maar voor hoogbegaafden is er geen structureel aangepast aanbod in het onderwijs, buiten de toelating tot verrijkingsklassen en een meer gedifferentieerde schoolloopbaan”, zegt onderwijsexpert Wouter Duyck, hoogleraar psychologie aan UGent en vicepresident van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. “En dat laat zich voelen. Enkele jaren geleden al bleek uit het onderzoek ‘Project Talent’ van KU Leuven-professor Karine Verschueren dat Vlaamse hoogbegaafde leerlingen het onderwijs doorgaans onvoldoende uitdagend en de leerstof saai vinden, en ook minder leerplezier ervaren. Eind 2020 kende de Vlaamse regering dan wel een half miljoen toe aan negen basisscholen, vier secundaire scholen en het expertisecentrum van professor Verschueren om in drie projectjaren het beleid rond hoogbegaafdheid in kaart te brengen, verder te ontwikkelen en breder te verspreiden. Maar dat is slechts een heel klein budget op een totaal van ruim dertien miljard voor het onderwijs. Dat er hier en daar privéscholen zich profileren met een aangepast aanbod voor hoogbegaafden is dus begrijpelijk. Op zich zijn dat goede initiatieven, maar eigenlijk zouden ook hoogbegaafde leerlingen in het reguliere onderwijs aan hun trekken moeten komen. De maatschappij wint daar overigens ook bij. Elk IQ-punt dat een hoogbegaafde leerling wint, levert het bruto binnenlands product van dat land 413 euro per jaar op – oftewel het dubbele van middelmatige leerlingen, zo blijkt uit onderzoek van de Duitse professor Heiner Rindermann.”

hoezo, leren leren?

‘Maar waarom moet er überhaupt speciale aandacht naar de bollebozen gaan?’ klinkt het nog weleens. ‘Als ze niet slagen op school of in hun job, is dat louter een kwestie van te weinig karakter tonen, want verstand hebben ze genoeg!’
“Gelukkig groeit vandaag wereldwijd het inzicht dat aangeboren sterk intellectueel talent alléén geen garantie is op succes. We spreken dan ook liever van een sterk intellectueel potentieel, omdat ‘potentieel’ aangeeft dat het ontwikkeld moet worden om het voluit te kunnen benutten. En dat loopt niet vanzelf, maar vraagt de nodige oefening en begeleiding op maat.” Aan het woord zijn hoogbegaafdheidsexperts Tessa Kieboom en Kathleen Venderickx, die vzw Exentra leiden en als gastprofessor cotitularis zijn van de leerstoel hoogbegaafdheid aan de UHasselt.
“Als de leerstof en opdrachten voor hoogbegaafde kinderen en jongeren te gemakkelijk zijn, bestaat het risico dat ze schoolmoe worden of met minimale inspanningen alsnog hoge punten behalen”, verduidelijkt Tessa Kieboom. “Ze krijgen dan niet de kans om te leren dat iets bereiken inspanning en tijd vraagt, dat fouten maken erbij hoort en zelfs nodig is om te groeien, dat tools zoals woord- en mindmaps nuttig kunnen zijn om efficiënter te studeren, enzovoort. Als ze dan na jaren toch met moeilijkere leerstof geconfronteerd worden, lopen ze het risico daar niet adequaat mee aan de slag te kunnen, omdat ze ongeoefend zijn. Sommigen maken spontaan of met studiebegeleiding een inhaalbeweging en krijgen die vaardigheden alsnog onder de knie. Anderen panikeren of blokkeren, haken vroegtijdig af en behalen niet het diploma voor de job van hun voorkeur, waarvoor ze wel alle talenten in huis hadden.”

Max (18) was een voorbeeldleerling en behaalde op de middelbare school een eindpercentage van negentig procent in een sterk wiskundige richting. Maar bij de overstap naar de universiteit loopt het helemaal fout … De Studiebegeleiding vermoedt dat hij te gedetailleerd studeert. Na enkele teleurstellende examens voelt hij zich een loser van formaat en bergt hij zijn jarenlange droom om dokter te worden op. Uit het niets besluit hij om het volgende academiejaar met een studie marketing te starten. Duidelijke redenen voor deze keuze geeft hij niet, alleen dat deze opleiding minder zwaar is. Van echt enthousiasme is evenwel geen sprake. (*)

‘shoot for the stars’

Ook hoogbegaafden hebben er dus alle baat bij om al van jongs af op hún maat te worden uitgedaagd. Behalve op school zijn daar overigens ook opportuniteiten voor in de muziekles, de sportvereniging, enzovoort. Maar zelfs dan nog kunnen ze, net als ieder ander kind, op ‘hindernissen’ of ‘valkuilen’ stoten. Zo spelen bijvoorbeeld ook persoonsgebonden factoren mee voor de ontwikkelingskansen van hun potentieel.
“Wij ervaren dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken bij hoogbegaafden vaak versterkt naar buiten komen en daarom wat bijzondere aandacht verdienen”, zegt Kathleen Venderickx.
 “Zo leggen veel hoogbegaafden van nature de lat erg hoog. Dat helpt natuurlijk om tot mooie prestaties te komen en wordt in onze prestatiemaatschappij ook aangemoedigd: ‘Shoot for the stars!’ Maar overdrijven is nooit goed. Om aan die hoge lat te voldoen, gaan sommigen continu over hun grenzen en in overdrive. Anderen gaan uit angst om niet te voldoen voortdurend uitdagingen uit de weg. Ze hebben niet geleerd om met tegenslagen om te gaan en zijn een kei in het formuleren van heel geloofwaardige redenen en verklaringen om iets maar niet of niet meer te hoeven doen.”

“Als ouder, leerkracht of begeleider kun je het verschil maken door deze gedragingen, die al gauw een automatisme worden, bij te sturen”, adviseert Kieboom. “Want anders blijven ze ook op volwassen leeftijd nog hun tol eisen. Al is het nooit te laat. Ook veel volwassenen komen bij ons te rade om zich van hun ‘hindernissen’ en ‘valkuilen’ bewust te worden en hiermee ook aan de slag te gaan.”

Mirthe (41): ‘Als ik op school een acht behaalde, was ik gewoon niet tevreden en stak ik een tandje bij. Muziek was mijn hobby en ook daar ging ik als een sneltrein doorheen. Ik wilde absoluut bepaalde muziekstukken kunnen spelen zonder ook maar één foutje te maken. Het zorgde voor eindeloze uren van oefenen én ongezonde dosissen stress. Maar de commentaren na een examen of optreden waren altijd unaniem lovend en dat werkte dan weer verslavend. Eenmaal volwassen wilde ik liefst op dit elan doorgaan, maar dat werd steeds moeilijker. Stilaan werd ik me ook bewust van twee verschillende snelheden, namelijk die van mezelf en die van mijn omgeving. Uiteraard kwam dat tot botsingen. Zeven op zeven werken en vakanties die wijken, zijn voor mij eerder regel dan uitzonderling. Dat wekt vaak frustratie en weerstand op bij mijn collega’s, en voor mezelf is er vooral veel stress en faalangst. Vorig jaar heb ik bedankt voor een uitdaging … ik zag zo veel mogelijkheden binnen dat project dat ik mezelf gewoon niet in staat achtte om het tot een goed einde te brengen binnen de gestelde termijn.’ (*)

storende mismatch

“Andere persoonlijkheidskenmerken die we bij hoogbegaafden vaak versterkt naar buiten zien komen, zijn een grote gevoeligheid, een erg kritische instelling en een sterk rechtvaardigheidsgevoel”, zegt Kieboom. “Ook dat zijn op zich weer mooie eigenschappen om als mens te groeien, maar ze kunnen er anderzijds ook toe bijdragen dat je je ‘anders’ voelt dan je omgeving, vooral als je weinig contact hebt met gelijken. Sommige hoogbegaafden vinden die mismatch met hun omgeving geen probleem. Anderen vinden die zo storend dat hun ontwikkeling eronder gaat lijden. Ze proberen zich bijvoorbeeld te conformeren en willen ‘zijn zoals iedereen’. Dat vreet energie en weerhoudt hen ervan om zich ongedwongen te ontwikkelen in overeenstemming met wie zij écht zijn. Anderen gaan zich door die mismatch bijvoorbeeld afzetten tegen hun omgeving en hierover soms ook ‘ongelukkig’ communiceren.”

‘De juf moet nogal eens ingrijpen als Wies (8) zich van zijn meest kritische kant laat zien en zijn medeleerlingen geërgerd toeroept dat ze zo traag als slakken zijn als het allemaal te langzaam naar zijn zin gaat.’ (*)

“Hoe dan ook, een mismatch met de omgeving voedt weleens emoties die voldoening in de weg staan, waardoor mensen kunnen gaan twijfelen, aan alles en iedereen, ook aan zichzelf”, zegt Venderickx. “Bovendien speelt ook het vergrootglaseffect van intellectueel talent op emoties. Als je hoogbegaafd bent, kun je snel denken. Maar als je snel in de negatieve richting begint te denken, loopt de emotionele ballast snel op. Anderzijds kun je, op de momenten dat je snel in de positieve richting begint te denken, tot zeer krachtige acties en prestaties komen.”

Katie (40): ‘Ik heb al ervaren dat ik de inzichten die ik heb tijdens zo’n positief emotionele bui moet noteren, want als ik wacht tot de dag erna, zijn vaak al heel wat gedachten naar een ander niveau verplaatst of zijn ze verdrongen door andere, minder positieve gedachten. Als ik achteraf mijn notities bekijk, sta ik altijd versteld van wat ik heb neergeschreven. Zó juist, zo accuraat en to the point!’ (*)

“Ten slotte willen we nog benadrukken dat, ondanks al de potentiële moeilijkheden die we bespraken, hoogbegaafdheid an sich géén risicofactor is voor psychische problemen. Hoogbegaafde kinderen verdienen eenvoudig, net als ieder ander kind, aandacht en steun op álle ontwikkelingsvlakken.”

“Inderdaad”, beaamt Wouter Duyck. “De Amerikaanse onderzoeker Laurie Martin en collega’s vatten in 2010 nog de beschikbare wetenschappelijke literatuur samen en concludeerden dat hoogbegaafden niet vaker met persoonlijkheids- of aandachtsstoornissen kampen, aan een depressie lijden of zelfmoord plegen. Hoogbegaafde kinderen bleken wel beter met angstklachten te kunnen omgaan.”

prestatiemaatschappij

In onze maatschappij wordt algauw verwacht dat je altijd en overal in verhouding tot je intellectueel talent presteert, of in het geval van hoogbegaafden: te allen tijde buitengewoon. Maar hoe staan hoogbegaafden daar zélf tegenover? Is het eerlijk om dat per definitie van hen te verlangen?

“Uit onderzoek blijkt dat slechts een derde van de hoogbegaafden van nature ‘presteerder’ is en volkomen uit zichzelf de drang voelt om voortdurend over de hele lijn hoge prestaties neer te zetten”, zegt Kieboom. “Een ander derde legt zich alleen graag toe op prestaties die in de eigen ogen absoluut zinvol zijn. En het laatste derde kan alleen zonder druk of verwachtingen presteren. Als we dus van alle hoogbegaafden ‘presteerders’ willen maken, respecteren we de eigenheid van twee derde van hen niet.”

“Laten we dus ook hun eigenheid respecteren en hen vooral niet als ‘onderpresteerders’ of ‘lui’ labelen”, benadrukt Venderickx. “Probeer als ouder, leerkracht of werkgever ook niet te pushen. Luister empathisch naar wat je kind of werknemer zélf nastreeft, naar welke opleiding of job zijn voorkeur uitgaan, waarvoor hij voluit wil gaan, waarvan zijn ogen gaan blinken. Stimuleer, steun en geef vertrouwen, dat hij tekorten kan bijwerken bijvoorbeeld. Dan wordt er meer mogelijk dan je voor ogen hield. Door mensen te waarderen voor wie ze zijn, voed je hun goed-genoeg gevoel en dat is de basis van alle veerkracht.”

Verschenen in Knack Weekend, 25 januari 2023, PDF

(*) Bron getuigenissen: Meer dan intelligent, Tessa Kieboom en Kathleen Venderickx, Lannoo, 2017.

www.exentra.be

www.wouterduyck.be

www.projecttalent.be

Comments are closed.

Post Navigation