Op papier zijn er leerkrachten genoeg

Nu de quick wins in de strijd tegen het lerarentekort gerealiseerd zijn, lonkt de volgende stap: een reorganisatie. Het vertrekpunt is dat er meer dan genoeg leerkrachten zijn. Die analyse schuurt, want er zijn geen leraren te kort en toch is er een lerarentekort.

Velen denken bij het lerarentekort in Vlaanderen en Brussel aan een krimpend personeelsbestand. Het tegendeel is waar, blijkt uit data die De Standaard heeft verzameld. Het aantal personeelsleden in het Vlaamse onderwijs stijgt en blijft stijgen. Zowel in absolute aantallen als in aantal voltijdse equivalenten (VTE’s) sneuvelden vorig schooljaar alle records ( zie grafiek ). Eind december 2022 werd aan 204.607 personeelsleden een salaris uitbetaald. In tien jaar tijd steeg het aantal VTE’s van 169.999 in 2012 naar 185.235 in 2022. Dat is contra-intuïtief, maar wel goed nieuws. Mensen lopen nog altijd warm voor een baan in het onderwijs, zij het niet altijd als leerkracht.

De verklaring voor die stijging is veelzijdig: enerzijds wordt er geïnvesteerd, bijvoorbeeld in extra kinderbegeleiders. Anderzijds volgt het personeelsbestand ook de demografische evolutie. Het aantal leerkrachten correleert met het stijgende aantal kinderen en jongeren. Leerlingen die vandaag vier uur in de studie zitten en directeurs die al weken hopeloos op zoek zijn naar een leerkracht mechanica hebben weinig aan die vaststelling. Er blijft een structureel tekort aan leerkrachten, zowel in het basis- als het secundair onderwijs. Op de site van de VDAB staan sinds juli vorig jaar gemiddeld meer dan 2.500 vacatures online. Een onderschatting, maar wel een goede graadmeter.

Nochtans zijn er op papier voldoende potentiële leerkrachten. De poel is zelfs vrij groot. In ons land heeft 3,9 procent van de inwoners tussen de 25 en 34 jaar een pedagogisch diploma. Geen enkel Oeso-land deed in 2017 beter.

Er zijn niet alleen voldoende ­potentiële leerkrachten, data van de Oeso en Eurostat duiden erop dat er ook effectief voldoende leerkrachten aan de slag zijn. ‘Op ­macroniveau hebben we kwantitatief geen probleem’, benadrukt Dirk Van Damme, ex-topman bij de Oeso en onderwijsexpert. Om tot die conclusie te ­komen, kijkt hij naar het aantal leerlingen per leerkracht en de effectieve lestijd. Vlaamse leerlingen krijgen in ­vergelijking met andere Oeso-landen relatief veel les, terwijl hun leerkrachten relatief weinig uren voor de klas staan.

‘Dat betekent niet dat het luieriken zijn’, zegt Wouter Duyck, ­cognitief psycholoog (UGent) met een fascinatie voor macro-studies over onderwijs. ‘Leerkrachten ­werken meer dan wie in de privésector een fulltime job heeft. ­Alleen zijn ze bezig met voorbereidingen en verliezen ze tijd met planlast.’ Door hen taken uit ­handen te nemen en meer les te ­laten geven, kan het tekort (gedeeltelijk) opgelost worden, zegt Duyck. Zijn rekensommetje: als 170.000 voltijdse leerkrachten 15 procent meer lesuren geven – wat we verliezen ten opzichte van het Europese gemiddelde – win je meer dan 25.000 leerkrachten. ‘Dat is zes keer het lerarentekort.’

Verzuiling speelt nog volop

Wat houdt die inefficiëntie in stand? Het verhaal van onder­wijzend Vlaanderen wordt vooral bepaald door de verzuiling of ­’vernetting’ van het landschap. Er zijn katholieke scholen, provinciale scholen, GO!-scholen, enzovoort. Vaak met identieke opleidingen op een boogscheut afstand. ­Samenwerking tussen de netten is uitzonderlijk. De verzuiling in combinatie met het grootste (erg dure) buitengewone onderwijs van Europa maakt dat de slechte score geen verrassing is.

‘Er zijn jarenlang foute finan­ciële prikkels gegeven om scholen te splitsen en opleidingen te dupliceren’, zegt onderwijseconoom Kristof De Witte (KU Leuven). Ook Van Damme wijst op de ‘inefficiënte netstructuur en de lage norm om een richting te mogen organiseren’ als logische verklaring.

Samenwerken verplichten?

Wat zijn de oplossingen? Samenwerking verplichten kan een optie zijn. Drie klassen Grieks uit drie scholen samenzetten, is in theorie mogelijk, zegt De Witte. Al wijst hij behalve de praktische problemen (zoals afstand) op de onderwijsvrijheid in België. Die is vastgelegd in de grondwet. ‘Toch zou de overheid ervoor kunnen kiezen de ­regels om een richting te mogen aanbieden te verscherpen’, zegt hij.

Wouter Duyck pleit voor ‘financiële incentives’, waarbij bijvoorbeeld een ‘verplicht minimumaantal leerlingen wordt vastgelegd’. Hij wijst op een trend in het hoger onderwijs, waar steeds meer hogescholen – katholieke én vrije – vrijwillig samen opleidingen aanbieden.

Het vak Grieks is volgens Van Damme een symbolische keuze. Het is herkenbaar voor politici en ouders met kinderen in het aso. Van Damme wijst naar het technisch en beroepsonderwijs. ‘Daar is een veel groter aanbod, meer overlap en meer versnippering’, zegt hij. ‘En dus is er veel meer winst te boeken.’

Morsen met talent

Tot voor de modernisering waren er meer dan 500 studierichtingen in het secundair. Ter illustratie: de onderwijsadministratie had van voormalig minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) de opdracht gekregen om op een A4’tje de ­matrix met mogelijkheden uit te zetten. Het werd uiteindelijk een affiche op het grootste formaat A0, oftewel 16 A4’tjes, in het kleine ­lettertype 7.

Door de modernisering verdwijnen heel wat richtingen, maar door lobbywerk zal het aantal wellicht op 400 blijven steken. In veel van die opleidingen zitten vandaag amper leerlingen. Denk aan uurwerkmaker (2 leerlingen), paardenhouderij (25 leerlingen) of groendecoratie (4 leerlingen).

Werkgeversorganisatie Voka pleit daarom al jaren voor een rationalisatie. ‘Nu programmeren scholen nog te vaak richtingen die leiden naar jobs waar de arbeidsmarkt absoluut geen nood aan heeft’, zegt onderwijsexperte Julie Beysens.

Gemakkelijk zijn de aanpassingen in de organisatie niet, blijkt uit het rapport van de Vlaamse Brede Heroverweging – waarbij experts efficiëntiewinsten zochten. De ­financiering van het secundair ­onderwijs stamt uit de jaren 80. ­Bovendien hangt alles met alles ­samen: wie aan een touwtje trekt, kan ook ongewenste effecten ­teweegbrengen.

De grootste en belangrijkste ­uitdaging ligt volgens Van Damme en De Witte ook elders. Jonge ­leerkrachten en zijinstromers in het onderwijs houden moet de prioriteit worden. ‘Vandaag morsen we met talent’, zegt Van Damme. ‘De zoektocht naar specifieke ­profielen als leerkrachten Frans en wiskunde zal een probleem blijven, als we het ­onderwijs niet grondig herdenken.’

Er moet met andere woorden een antwoord komen op de vraag: hoe kan onder meer het hr-beleid aangepast worden zodat onderwijs aantrekkelijker en leefbaarder wordt?

Klaas Maenhout

Verschenen in De Standaard, 27 januari 2023, PDF

Comments are closed.

Post Navigation